Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Hij heeft [het] op den HEERE [11]gewenteld, dat Hij hem [nu] uithelpe, dat Hij hem redde, [12]dewijl Hij lust aan hem heeft! 11. Hebr. wentelen, of rollen op den HEERE; dat is, hij heeft zichzelven, of zijn weg [gelijk hfdst.37 vs.5] of zijne zaak, de uitkomst zijns lijden, den Heere bevolen, opgedragen, opgegeven, [gelijk wij ook gewoon zijn te spreken] vastelijk betrouwende op hem, als wanneer men ergens iets heenrolt, waar het bewaard zal blijven liggen, of iets op iemand schuift, die het wel machtig is op zich te nemen, en te dragen, of te redden. Verg. hfdst.55 vs.23. Spreuk.16:3. 1 Petr.5:7. alwaar dergelijke lieflijke manieren van spreken gevonden worden. 12. Waarop Hij zich beroemt; alzo spreken zij spottenderwijze.